Richtlijnen loggers


(02-11-2016)
Als in onderstaande tekst tegenstrijdigeheden staan met de meest recente versie van de SC3 dan is de meest recent versie van de SC3 leidend.

(22-07-2018)
Richtlijnen voor het vliegen van Nederlandse records met gebruik van GNSS vluchtrecorders

Algemeen:
Deze samenvatting van de SC3 is opgesteld door de KNVvL, Commissie Sportzaken, Subcommissie Zweefvliegen.

Alleen door IGC goedgekeurde vluchtrecorders (voor alle vluchten) mogen worden gebruikt en kunnen worden gevonden bij IGC flight recorders.
De installering van vluchtrecorders moet voldoen aan de betreffende goedkeuringsrapporten; het gebruik moet voldoen aan de actuele versie van de Code Sportif.

De geodetische datum van de vluchtrecorder dient ingesteld te zijn op WGS84.
De hieronder gegeven richtlijnen komen overeen met die van de Code Sportif.
Het correcte gebruik van vluchtrecorders laat zich verdelen in drie aspecten:

Voor de vlucht:
1. De correcte mechanische plaatsing van de vluchtrecorder moet door de sportcommissaris gecontroleerd worden.
2. Nadat de vluchtrecorder in het vliegtuig is geplaatst moeten vlieger en vliegtuig tot aan de start onder toezicht blijven van de sportcommissaris. Alternatief kan de sportcommissaris de vluchtrecorder eenduidig verzegelen aan een niet uitneembaar deel van de constructie van het vliegtuig.
3. Bij gebruik van een vluchtrecorder in een motorzwever moet deze zijn voorzien van een motorloopsensor (ENL of MOP); alternatief kan de motor tegen gebruik eenduidig worden verzegeld. Bij gebruik van een recorder met trillingsopnemer moet motorvibratie goed naar deze opnemer wordt overgebracht. Bij gebruik van een recorder met een geluidssensor moet het geluid van de motor goed tot deze sensor kunnen doordringen.
4. De beschrijving van de vlucht vindt plaats op het vluchtdeclaratieformulier. Het declaratieformulier moet door de verantwoordelijke sportcommissaris op meerdere plaatsen worden getekend.
5. De vluchtopdracht, vluchtdatum, naam (of namen) van de vliegers, vliegtuigregistratie, vliegtuigtype en model, moeten verplicht vooraf aan de vlucht digitaal vastgelegd zijn in de vluchtrecorder met daarbij automatisch de declaratietijd. Deze vluchtopdracht is bepalend voor de vluchtuitvoering en de beoordeling ervan.

Tijdens de vlucht:
6. De antenne van de GPS ontvanger moet zodanig zijn geplaatst dat ook tijdens het cirkelen in de thermiek een optimale signaalsterkte is gegarandeerd.
7. Behalve een GPS antenne, een externe voeding en een NMEA verbinding naar de vluchtcomputer mogen er geen andere verbindingen met de vluchtrecorder bestaan.
8. Voor motorzwevers met een bedrijfsklare motor wordt aanbevolen een duidelijke registratie van motorloop direct voor aanvang van de prestatievlucht op te wekken. Hiertoe moet de motor gedurende korte tijd in bedrijf worden gesteld alvorens wordt afgevlogen. Tijdens de gehele vlucht moet tevens een laag achtergrondsignaal worden opgewekt waaruit na de vlucht blijkt dat de motorloopregistratie goed heeft gefunctioneerd.

Na de vlucht:
9. De sportcommissaris moet o.a. de plaats van de landing, de landingstijd en de QNH volgens de hoogtemeter van het vliegtuig op het vluchtdeclaratieformulier noteren.
10. De sportcommissaris moet de eventueel op de vluchtrecorder aangebrachte verzegeling op onverbroken status controleren.
11. Geschikte publieke software moet worden gebruikt om de vluchtgegevens na de vlucht uit de betreffende vluchtrecorder te downloaden en de conversie naar het igc formaat te maken. De sportcommissaris is verantwoordelijk voor het correcte downloaden van de vluchtgegevens uit de gebruikte vluchtrecorder en tekent hiervoor af op het declaratieformulier.
12. De barograaffunctie moet beschikbaar zijn voor de controle van het maximaal toegelaten hoogteverschil tussen start en finish. Dit hoogteverschil wordt gecorrigeerd voor het drukverschil tussen start en landing. Een geldig ijkbarogram moet daartoe worden bijgeleverd. De logger mag binnen de twee maanden na de vlucht geijkt worden.
13. Via downloading en conversie moet de z.g. igc file vanuit de logger op een laptop of PC worden opgeslagen. Tesamen met het volledig ingevulde en getekende vluchtdeclaratieformulier, een copie van het ijkbaragram en de FAI aanvraagdocumenten voor records A t/m E (voor zover van toepassing) uit de Code Sportif SC3 moet deze z.g. GNSS file binnen 120 dagen naar het email-adres worden gestuurd dat op het vluchtdeclaratieformulier voor records is aangegeven. De sportcommissaris moet via parafering aangeven dat het hier de originele file betreft. Het kan voorkomen dat deze door beschadiging opnieuw moet worden aangeleverd; het is dus raadzaam het origineel enige tijd zorgvuldig te bewaren. Binnen 7 dagen na het vliegen van een rekord moet deze per e-mail of brief worden aangemeld. Bij deze vooraanmelding is het gewenst de logfile mee te sturen opdat een voorlopig resultaat kan worden bepaald en als zodanig opgenomen in de lijst met records.

Vluchtverificatie:
Vluchtverificatie vindt plaats door de Commissie Sportzaken, Subcommissie Zweefvliegen met behulp van daarvoor geschikte software zoals het programma SeeYou.

Internationaal gebruikte afkortingen:

FAI = Federation Aeronautique Internationale.
IGC = International Gliding Commission.
GNSS = Global Navigation Satellite System.
FR = Flight Recorder (vluchtrecorder)
OO = Official Observer (sportcommissaris)
NAC = National Airsport Control